Welkom hier! Deze website is mijn virtuele redactielokaaltje. Een thuis-werkplek die de plaats heeft ingenomen van de verschillende 'fysieke redactielokalen' van waaruit ik ruim dertig jaar lang werkzaam mocht zijn als journalist van en voor verschillende regionale media in Noord Nederland.

De belangen van het commerciële deel van een media-organisatie behoren behartigd te worden door commercieel-ingestelde specialisten die de vrijheid moeten hebben om vanuit hun eigen vakkennis hun specialistische werk te doen. Journalisten van publieke media-organen moeten werkzaam zijn temidden van (en ook ten bate van) de gehele samenleving. Wanneer zij hun werk goed doen dan zijn zij automatisch indirect ook van belang voor het eigen bedrijf. Zij moeten (ook al zijn zij in loondienst van een bedrijf) op het inhoudelijke vlak onafhankelijk kunnen functioneren. Hun directe interne klankbord behoort de hoofdredactie te zijn en dus niet het hoofd van de acquisitie-afdeling. Een hoofdredacteur m/v die het recht op onafhankelijkheid niet respecteert of die zelf commerciële plannen ontwikkelt die er op gericht zijn om journalisten netjes af te richten is geen knip voor de neus waard.

Uiteraard is goed overleg tussen de verschillende disciplines binnen een mediabedrijf van groot belang. Maar de uiteindelijke journalistieke keuzes moeten in vrijheid gemaakt kunnen worden. Natuurlijk kan het niet zo zijn dat journalisten hun vrijheid gebruiken of soms zelfs misbruiken om bijvoorbeeld persoonlijke politieke stokpaardjes te berijden. Een persoonlijke overtuiging op godsdienstig en/of politiek gebied mag in een regionaal dagblad niet leiden tot gekleurde berichtgeving hoewel dat uiteraard onontkoombaar is wanneer de betreffende journalist voor een ‘gekleurd’ dagblad of medium werkt.

Een Telegraaf-journalist schrijft nu eenmaal vaak ‘anders-gekleurde’ opinie stukken dan collega’s van de Volkskrant of van Trouw wanneer zij over het zelfde onderwerp schrijven. Bij een regionaal dagblad mag de politieke- of kerkelijke kleur van een hoofdredactie in berichtgeving en commentaren niet of in ieder geval veel minder sturend hoorbaar zijn. Een landelijke krant kan uitgesproken ‘links’ of ‘rechts’ zijn en genereert daarmee een eigen publiek. Journalisten die voor zo’n krant werken weten dat zij in feite ‘partijgangers’ zijn.

Voor een regionaal dagblad is dit zeer onwenselijk omdat er in dat geval geen sprake is van een niche-publiek maar van een lezers schare die uit alle (zeer verschillende) stromingen in de samenleving bestaat.

Een flexibel in de maatschappij opererend massa-product als een dagblad dient gemaakt te worden door een breed team van specialisten, waarbij ieder lid van zijn/haar eigen team op zichzelf 'oog en oor' dient te zijn van en voor de samenleving.

Dat is een proces waarbij directie en hoofdredactie elkaar respecteren en de directie niet op de stoel van de hoofdredactie mag gaan zitten.

(Andersom zou trouwens ook rampzalige zijn). :-)

Samenwerking dus, met behoud van wederzijdse onafhankelijkheid, waarbij hoofdredactie en directie af en toe best een stevig robbertje met elkaar over inhoudelijke zaken mogen vechten maar waarbij de uiteindelijke eigenaren van het bedrijf (bijvoorbeeld de aandeelhouders) niet op actieve wijze het inhoudelijke deel van 'de journalistiek' mogen bepalen.

Journalisten moeten tegenwoordig soms min of meer verplicht meedenken over 'verdienmodellen' en via cursussen en workshops wordt er ‘van hoger hand’ veel aan gedaan om de onafhankelijke kijk, die zelfdenkende individuen nu eenmaal op 'de wereld' kunnen, mogen en moeten hebben, te vervangen door een commerciële ziens- en werkwijze. Zelf heb ik ondervonden hoe verplichte cursussen er toe moesten leiden dat ik mijn onafhankelijkheid zou prijsgeven.

Ik moest journalistieke opdrachten uitvoeren waarvan het eindresultaat van tevoren door een commercieel ingestelde chef werd vastgesteld. De teneur van een door mij te houden interview of van een te redigeren artikel mocht niet meer door mijzelf bepaald worden. Dat betekende dat ik in een bepaald geval een te interviewen persoon bij voorbaat op een negatieve wijze (of soms verplicht kritiekloos-positief) zou moeten portretteren. Eigen inbreng was er niet meer bij en weigeren betekende werk weigeren. Toen ik dat een aantal keren deed onttrok ik mijzelf aan de op dat moment heersende beleidslijnen van een deel van het kader.

Collega’s die eveneens onder druk werden gezet gingen er in de meeste gevallen pragmatisch mee om. Zij stelden zich ogenschijnlijk welwillend op en gingen er vanuit dat deze onfrisse tendens vanzelf wel zou overwaaien.  Ik kon dat niet. Op een kwade dag moest ik totaal onverwacht een schriftelijke verklaring tekenen waarin ik akkoord ging met het feit dat niet ik maar mijn chef in het vervolg de inhoudelijke strekking van mijn journalistieke producten zou bepalen.

De boodschap was: je gaat inhoudelijk mee in onze commerciële denkrichting of je verliest je baan. Het was een dreun die ik niet had zien aankomen. Maar dat was wel het moment waarop het tot mij doordrong dat ik na een zeer actieve loopbaan van dertig jaar maar beter in de vut kon verdwijnen.

Dergelijke misstanden op het gebied van vrijheid van meningsuiting en -zienswijze bestaan vandaag aan de dag hopelijk niet meer op redacties van regionale dagbladen.

Maar helemaal zeker ben ik daar niet van.

Kwelduiveltjes als ‘oppervlakkigheid’ en ‘gemakzucht’ lijken sommige journalisten tegenwoordig in de greep te hebben. En dat is ergens wel begrijpelijk. Het is nu eenmaal veel gemakkelijker om aan de lezer of luisteraar m/v een vraag te stellen (Wat vind jij hier van?) dan om in de berichtgeving als journalist zelf antwoorden te geven  op vragen die lezers of luisteraars zouden kunnen stellen.

Maar gelukkig zijn er nog steeds veel persmensen in ons land die hun best doen om een onafhankelijke vorm van journalistiek te bedrijven. Hoewel het vaak gemakkelijker is om agenda-journalistiek te bedrijven dan om aan 'vrije nieuwsgaring' te doen.

Dat neemt niet weg dat er bij dat voorspelbare agenda-werk af en toe knappe staaltjes van professionele journalistiek te zien, te horen en te lezen zijn. En.. voor alle duidelijkheid. De oude garde deed het beslist niet in alle opzichten beter.

Maar toch.…

Mag het vandaag aan de dag misschien een beetje meer vrij, onafhankelijk, goed doordacht, positief-kritisch en (nee; ‘hoor en wederhoor’ is niet ouderwets) serieus en dus degelijk onderbouwd zijn?

Ab Drijver

In al die voorbijgevlogen jaren als journalist heb ik het fenomeen 'de journalistiek in ons land’ zien veranderen op een manier die in mijn ogen geen schoonheidsprijs verdient. De regionale journalistiek vormt daarop helaas regelmatig geen uitzondering.

Wat mijn journalistieke opvattingen en standpunten betreft was ik (en ben ik nog steeds) 'een ouderwetse journalist' die van mening was (en is) dat het journalistiek-inhoudelijke deel van een regionaal dagblad (of dat van andere regionale of landelijke publieke media) gevuld dient te worden door journalisten die zich niet mogen laten leiden door commerciële motieven en zeker niet door onderbuikgevoelens of door de waan van de dag. Ook het kritiekloos volgen van ‘de overheid’ is in mijn ogen uit den boze. Daar zijn voorlichters in het algemeen goed in en zij worden er voor betaald, maar journalisten moeten kritische vragen durven te stellen, tenzij ze geen vragen hebben of kunnen bedenken natuurlijk, want het heeft geen zin om zogenaamd kritische vragen te stellen, zonder dat de vragensteller/ster over voldoende kennis van zaken beschikt.

publicaties-van-ab-drijver muziek-van-ab-drijver startpagina-alle-weblogs.html linkenpagina-website-ab-drijver De website-van-ab-drijver Ik weet niet of het zinvol is,maar ik moet het toch maar even kwijt.